"Analoog" en "digitaal" vergeleken"

"Digitaal" is modern en dus "goed". Dat geldt voor muziek waar de klassieke langspeelplaat is verdrongen door eerst de CD en vervolgens door de MP3 speler. En inmiddels ook voor de fotografie waar de klassieke film, het ontwikkelproces, het negatief of de dia, het vergroten en het door inwerking van chemicalien overbrengen van het beeld op papier is vervangen door een "digitale" camera, een computerscherm en een "printer". In sommige gevallen is het zelfs mogelijk om de met de camera "gevangen beelden" direct naar de "printer" te sturen. Zie daar de vooruitgang... Niet zonder kwaliteitsverlies, maar wel veeeel goedkoper....

Toch is de klassieke fotografie met behulp van film en chemicalien niet helemaal dood. Net zo min als de langspeelplaat trouwens. Er zullen altijd mensen zijn die aan de "ouderwetse techniek" de voorkeur geven. Bij muziek omdat het in hun oren (en waarschijnlijk ook in de uwe op een goede geluidsinstallatie) beter klinkt, bij foto's omdat afdrukken gemaakt op basis van film of goed geprojecteerde dia's iets hebben dat de nieuwe techniek niet heeft.

De klassieke werkwijze

In de traditionele fotografie had u een camera met daarin een film. Het aantal beschikbare films was groot, en er was keuze uit zwartwit-, kleur- en diafilm. Bij iedere opname werd een deel van de film voor een bepaalde tijd aan het licht blootgesteld. Dat licht veroorzaakte een latente verandering in het betreffende stuk film, de verandering werd zichtbaar gemaakt door de film aan bepaalde chemicalien bloot te stellen. Totdat die "ontwikkeling" was voltooid, diende de film (behalve tijdens de opname) volledig van het licht afgesloten te zijn. Na het met behulp van chemicalien zichtbaar maken van de afbeelding had u dan een negatief of een dia (positief). Beide zijn transparant. Door licht door een dia te projecteren kon u uw buren vervelen met uw vakantieplaatjes, door met behulp van een vergroter licht door een negatief te laten vallen op lichtgevoelig papier kon u, nadat u het betreffende papier daarna een tijdje in een bad met chemicalien had laten soppen, een afdruk op papier verkrijgen. Het gehele proces van dit "ontwikkelen" en "vergroten/afdrukken" diende zich in de duisternis af te spelen - en werd dus gedaan in een donkere kamer (doka).

"Digitale" fotografie

Bij de "digitale" fotografie gaat het volkomen anders. De camera bevat een lichtgevoelige sensor in plaats van een film. Door de sensor een bepaalde tijd aan het licht bloot te stellen, kan deze de verschillende helderheden in het beeld registreren en daarna opslaan in een bestand. Die sensor registreert geen kleur. Door voor ieder beeldelement van de sensor (en dat zijn er vele miljoenen) een gekleurd filter te monteren volgens een bepaald patroon, kan achteraf "uitgerekend" worden welke kleur een bepaald deel van het beeld moet hebben. Die informatie (helderheid en "bijgerekende kleur" kan een beeldbestand opleveren dat zichtbaar is op een computerscherm of dat naar een printer kan worden gestuurd om een afdruk op papier te maken. Ondertussen is er nog steeds niks digitaals aan het maken van een foto - "digitaal" wordt het pas nadat de door de sensor gemeten helderheden in een getalwaarde worden omgezet en deze informatie tezamen met de wetenschap welk beeldelement welke kleur filter heeft, in een bestand wordt opgeslagen.

Eigenlijk zou juist de klassieke zwartwit fotografie (met film en chemicalien dus) "digitale fotografie" moeten worden genoemd. Immers, de omzetting in een beeld gebeurde met behulp van het omzetten van zilverkorrels in een variant die later bij het ontwikkelen van de film uit het negatief kon worden verwijderd. Er waren daarbij twee mogelijkheden: al of niet, een tussenvorm was er niet. Een zuivere binaire aanpak dus, de mate van zwarting werd daarbij bepaald hoeveel zilverkorrels er per vierkante mm waren uitgebleekt...

Tegenwoordig werkt het behoorlijk goed: "digitale" beelden zijn inmiddels meestal scherper dan hetgeen met film mogelijk was. Dat is nog niet zo lang zo: pas vanaf ongeveer 2005 is relatief goedkoop een goede beeldkwaliteit beschikbaar. De eerste digitale camera die op de markt kwam was de Sony Mavica in het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Het ding kon beelden opslaan van 590x470 pixels, op een speciaal type diskette waarop 50 opnames pasten. De kwaliteit was naar huidige maatstaven niet om aan te zien.

Het bij digitale fotografie verkregen computerbestand kan later met behulp van een beeldbewerkingsprogramma door allerlei ingrepen sterk worden veranderd.

Gevolgen van de verschillen in werkwijze

De verschillen in werkwijze leiden tot een verschil in aanpak bij zowel belichting als bij het maken van een afdruk.

Bij zwartwitfilm wordt traditioneel zodanig belicht dat er een zo goed mogelijke doortekening in de schaduwpartijen in de negatieven ontstaat, details die niet bij de opname worden geregistreerd zijn achteraf niet meer zichtbaar te maken. Wanneer daardoor de lichtste partijen geen details meer zouden omvatten, kan daar door het gebruik van het juiste type ontwikkelaar, de bij het ontwikkelen gebruikte agitatiemethode en de duur van het ontwikkelproces tot op zekere hoogte invoed op worden uitgeoefend - de contrastomvang kan worden beperkt of vergroot. Bij kleurenfilm is die mogelijkheid er niet: er is een standaard proces dat bij een bepaalde hogere temperatuur dient te verlopen - afwijkingen leiden tot onherstelbare kleurverschuivingen. Bij diafilm wordt ook gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd proces - om detailverlies in de lichtere partijen te voorkomen wordt diafilm "krap" belicht. Dat de donkere partijen daarbij wellicht iets te donker worden, wordt bij projectie meestal niet als hinderlijk ervaren.

Vergroten en afdrukken

Bij het maken van afdrukken van zwartwitfoto's wordt via een vergroter het negatief gedurende een korte tijd geprojecteerd op het papier. Het papier is lichtgevoelig en met behulp van chemicalien kan later het latente beeld zichtbaar worden gemaakt. Tijdens de belichting bij het vergroten is het mogelijk om sommige delen van het beeld wat langer of korter te belichten. Dat kan door tijdens de belichting delen van het beeld af te schermen. Dit staat bekend als "tegenhouden" (lichter maken) of "doordrukken" (donkerder maken). De onderlinge helderheidsverschillen in een foto kunnen op die manier dus worden beperkt, zij het dat de precisie daarvan niet erg groot is en niet iedere fotograaf in staat is om dat zodanig te doen dat op de latere afdruk de ingreep "onzichtbaar" is. Er is dus een beperkte mogelijkheid tot primitieve "beeldbewerking".

Bij kleurenfoto's is er in principe dezelfde mogelijkheid om in te grijpen wanneer iedere foto afzonderlijk wordt afgedrukt. BIj ontwikkelcentrales werkend met grote automatische machines, gaat dat niet. De ingreepmogelijkheid is beperkter dan bij zwartwit - te grote ingrepen leiden niet alleen tot veranderingen in helderheid naar ook tot irritante en erg lelijke kleurverschuivingen.

Papierkeuze

De keuze van het papier waarop de foto wordt afgedrukt speelt een grote rol bij hoe het er uiteindelijk uit gaat zien. Ten eerste is er keuze tussen glanzend, halfmat en mat. Foto's op glanzend papier zien er "scherper" uit dan op mat of halfmat papier. Bij glanzend afgedrukte foto's moet de foto echter wel perfect zijn belicht. Om die reden hebben ontwikkelcentrales een voorkeur voor halfmatte en matte afdrukken - het verdoezelt tot op zekere hoogte fouten bij de opname.

Bij zwartwit bestaat daarnaast keuze in verschillende "gradaties" - papiersoorten die met verschillend contrast het negatief afbeelden. Daarmee wordt het mogelijk een contrastarm negatief bij de afdruk enigszins "op te fleuren", een eigenlijk te contrastrijk ontwikkeld negatief kan door afdrukken op een "zacht" papier nog engszins draaglijk worden. Voor kleurafdrukken was/is er maar een enkele gradatie beschikbaar.

Thuisdoka

Het thuis maken van afdrukken van kleurenfoto's is goed mogelijk, maar wel aanzienlijk lastiger dan bij zwartwitfoto's. Ten eerste wordt gewerkt bij hogere temperatuur. De chemicalien dienen exact de juiste temperatuur te hebben en dat is eigenlijk alleen maar goed te realiseren met een thermostatisch bad waarin een grote ontwikkeltank ronddraait zodat tegelijkertijd meerdere foto's kunnen worden ontwikkeld. Het gebruik van open baden met chemicalien zoals bij zwartwit is beslist af te raden - door de hogere noodzakelijke temperatuur komen er ongezond veel dampen vrij. Ook zult u in het volledig donker of met een dure bruinachtige natriumlamp moeten werken, i.p.v bij een simpele oranje gloeilamp zoals bij zwartwit gebruikelijk.

Het grootste probleem vormt echter het papier. Om het papier goed te belichten dient de belichting niet met wit licht te worden uitgevoerd maar met licht dat op een bepaalde manier wordt gefilterd. Het kiezen van de juiste filtering is lastig, omdat het zowel van de inhoud van het negatief, de gebruikte film en het gebruikte papier afhangt. Kleurafdrukpapier wordt geleverd met daarop aangegeven welke filtering ongeveer de juiste kleurweergave zou moeten opleveren. Die opgave klopt nooit helemaal precies, en om het goed te krijgen is meestal een hele reeks proefafdrukken nodig. Wanneer vervolgens een nieuw pak papier wordt geopend, kan dat inijken opnieuw beginnen. Als er afdrukken op verschillend formaat moeten worden gemaakt, zal voor iedere afzonderlijke papiergrootte opnieuw ijking moeten plaatsvinden. Al met al een heel gedoe, waarbij veel (kostbaar) papier in de prullenbak beland. De meeste amateurs hebben zich er dan ook nooit aan gewaagd. Bij ontwikkelcentrales dient dat ijken ook te geschieden, maar als je met papier op grote rollen werkt, behoeft dat minder vaak te worden bijgesteld.

Zoals gezegd: met geschikte apparatuur, na enige zelfstudie en zorgvuldig werken is het goed te doen - maar het vergt een hele investering ("kleurveilige" verlichting, ontwikkelmachine met thermostatisch bad, vergroter met variabele filtermogelijkheden en een "dokacomputer" voor het doen van metingen voor de belichtingstijd en de gewenste filtering.

"Papier"

Het "papier" dat wordt gebruikt bij afdrukken van negatieven verschilt sterk met het papier dat gebruikt wordt bij een digitale print. In het eerste geval is het papier lichtgevoelig, door een ontwikkelproces in een bad met chemicalien wordt het latente beeld omgezet in de uiteindelijke foto. Daarna dient met behulp van "fixeer" de chemische reactie volledig te worden gestopt en dienen door spoelen alle nog aanwezige chemicalien uit het papier te worden verwijderd. In feite is de naam "papier" onjuist. "Papier" voor "chemische" afdrukken bestaat uit een bovenlaag van lichtgevoelig materiaal dat door de inwerking van licht en chemicalien kan worden veranderd met een onderkant die meestal uit een kunststof drager bestaat ("PE-papier"). Oorspronkelijk bestond die drager uit echt papier. Het nadeel daarvan is dat de chemicalien daarbij niet alleen doordringen in de lichtgevoelige laag maar ook in het papier zelf. Daardoor moest veel langer worden gespoeld. Het bruin worden van oude foto's op (echt) papier ontstaat door de inwerking van door onvoldoende spoelen achtergebleven chemicalien. De invoering van "PE-papier" was dan ook een grote stap vooruit, omdat de spoelprocedure aanzienlijk werd verkort..

"Papier" voor afdrukken van digitale foto's is evenmin papier. Ook hier weer een met kunststof versterke "drager" en een bovenlaag waarop door de printer inkt wordt aangebracht. De kunst is om die bovenlaag zodanig te maken dat de inkt er goed aan hecht, snel droogt en niet te ver doordringt in de onderlaag. Wanneer dat wel zou gebeuren, kan de inkt een beetje gaan "uitvlekken" waardoor de scherpte van de afdruk om zeep wordt geholpen. Hoe dat er uit ziet, kunt u zien wanneer u een foto afdrukt op papier bedoeld om gewone tekst op af te drukken.

Beeldbewerkingsmogelijkheden

Bij de klassieke processen was beeldbewerking beperkt mogelijk. Meer dan "doordrukken" en "tegenhouden" was niet mogelijk, al waren er ook een aantal "toners" in gebruik. Dat was een bad met extra chemicalien waar de foto doorheen ging met als gevolg niet een zwartwit foto maar een foto met een bruinachtige of blauwachtige tint. Bij digitale beeldbestanden is dat anders. De mogelijkheden zijn in feite onbegrensd. Een beeldbewerkingsprogramma is een zogenaamde "pixeleditor" - hetgeen in principe betekent dat u iedere individuele pixel van kleur en helderheid kunt veranderen. Naast kleurverschuivingen en contrastwijzigingen kunt u bij uitgebreidere programma's ook lensfouten corrigeren en delen van het beeld vervangen door andere. Niet dat het er altijd mooier door wordt, maar het kan....

"Klassieke" fotografie is niet dood...

In ieder geval nog niet helemaal. Goede zwartwit afdrukken op basis van een negatief zien er nog steed beter uit dan zwartwit prints van digitale bestanden, al worden de digitale afdrukken wel steeds beter. In de beroepswereld wordt nog op betrekkelijk grote schaal film gebruikt in combinatie met technische camera's. Voor latere bewerking worden die negatieven overigens daarna wel vaak ingescand met speciale scanners zoals in de grafische industrie worden gebruikt.

Bij amateurgebruik en journalistiek werk is het inmiddels nagenoeg allemaal digitaal. Bij middenformaat camera's (6x4.5, 6x6. 6x7. 6x9) wordt nog betrekkelijk veel film gebruikt. De reden is dat geschikte sensors voor dergelijke formaten nog steeds buitengewoon duur zijn. Te verwachten valt dat dat in de komende jaren zal gaan veranderen - niet dat ze veel goedkoper zullen worden, maar het gebruik zal wel toenemen.

Er zullen echter altijd liefhebbers overblijven die met film blijven fotograferen. Niet omdat het goedkoper is (dat is het inmiddels al lang niet meer), maar omdat de verkregen beelden "iets" hebben dat "digitaal" niet kan worden verkregen. Net als die LP die op een echt goede installatie beter klinkt dan een CD, laat staan een overgecomprimeerd MP3 bestand.

Met film betere foto's?

Niet meer wat betreft scherpte. Mogelijk wel door een betere beeldopbouw en compositie. De traditionele fotograaf denkt gemiddeld wat langer na voor hij afdrukt - ieder negatief kost geld. Een digitaal bestand meer of minder heeft echter geen invloed op de kosten. En omdat een opname extra dus toch niets kost, is de "digitale" fotograaf geneigd de camera als een soort mitrailleur te gebruiken. Dat levert wel meer beelden op maar niet noodzakelijk een betere kwaliteit...

Links